Sculptuur van de maand

Elke maand schenken we aandacht aan één sculptuur en beeldhouwer in Nederland. Uit de openbare ruimte, privé collectie of musea.            We lichten de sculptuur en biografie van de beeldhouwer toe en laten we zien hoe divers de Nederlandse beeldhouwkunst is. Ter inspiratie, hoop of misschien wel troost.

September 2024

Koningin Wilhemina

1966

 

Charlotte van Pallandt – koningin Wilhelmina – 1966

Het duurde tot 1966 voordat Charlotte barones van Pallandt de opdracht kreeg een standbeeld te maken van wijlen koningin Wilhelmina. Bij leven wilde Wilhelmina daar niet aan meewerken. Maar waar komt het iconische beeld van Wilhelmina vandaan? Door artistieke uitwisseling tussen Van Pallandt en collega beeldhouwer Mari Andriessen, die eerder een standbeeld maakte van de vorstin ter ere van haar 80e verjaardag. Andriessen wees Van Pallandt op een foto die werd gemaakt op 4 mei 1957 tijdens een onthulling van zijn beeldengroep aan de Coolsingel in Rotterdam. De foto van Wilhelmina (zie onder), gehuld in hooggesloten bontjas met muts, was een typisch kenmerk voor de vorstin. Net als later het kapsel van Beatrix en de baard van Willem Alexander ook iconisch zouden worden. Wilhelmina’s houding intrigeerde Van Pallandt: ‘Soldatesk. Trots, voornaam en eenzaam. Een vorstin. Alles zag ik terug in dat fotootje.’ De driehoek zou de basis vormen voor het beroemde, amorfe beeld. Zo moest het ook worden volgens van Pallandt : Een hellende driehoek, drie meter hoog uitgehakt in hardsteen die zoveel mogelijk licht zou vangen. Zonder uitgewerkt gezicht, de mantel en muts waren immers voldoende. Al was niet iedereen het daarmee eens. Dat zou later blijken bij een bronzen versie van het standbeeld.

In de jaren 80 moest er een Wilhelmina monument komen in Den Haag. Markante ontwerpen passeerden de revue: een keienlint door Den Haag van Hans Petri en Frans van Dillen of een witte tempel van Aldo van Eyck die het al snel terugtrok. Er waren zoveel uiteenlopende meningen over wat er moest komen dat de kritiek onmogelijk was. Uiteindelijk was het de toenmalige minister van cultuur Elco Brinkman die de knoop doorhakte. Op basis van een gips model dat van Pallandt eerder maakte voor de granieten versie, werd in Parijs een uitvergrote bronzen versie gegoten. Het beeld kwam helaas op een door Van Pallandt verfoeide plek. Tussen het paleis Noordeinde en de Raad van State. Ze zei hierover: ‘Afschuwelijk, met dat gekke muurtje erachter en die boompjes ervoor. Ik heb het altijd in de tuin van koningin Sophie willen hebben. Dat is een prachtige tuin met hekken die ’s avonds dicht gaan. Ideaal. Kunnen ze het ook niet kapot maken. Maar door de koningin gaat het niet door.’ Na een gesprek met minister Brinkman schreef ze: ‘’t Is een moeilijk geval + ook erg moeilijk tegen de overheid te moeten optornen.’

Eigenlijk doen we Charlotte van Pallandt geen volledig recht door het hier alleen over ‘Wilhelmina’ te hebben. De vele portretten, openbare opdrachten, studies en haar persoonlijk leven zijn via haar foundation online te bewonderen. Net als enkele zeer inzicht gevende interviews die haar leven en visie op de kunst openbaren. Ze werd dan ook niet voor niets de koningin van de Nederlandse beeldhouwkunst genoemd.

Bronnen: Max van Rooy – 14-1-94 – NRC / Aukje van Roesel – 11-9-98 – Volkskrant

Met dank aan: Charlotte van Pallandt Foundation

 

TECHNIEK

Materiaal:
Hardsteen

Maten:
ca. 3 meter

Plaats:
Het Park – Rotterdam
(aan de Maastunnel)

Foto Wilhelmina – aangedragen door Mari Andriessen

Gips model voor latere brons versie – Museum Fundatie

Werkend aan hardstenen versie

Bronzen versie Wilhelmina
Den Haag

Charlotte van Pallandt (1898-1997)

Als jongedame uit een aristocratisch milieu was ze artistiek zeer begaafd. Tekenen, schilderen en piano spelen was haar tweede natuur. Al was het niet vanzelfsprekend dat je begin 20e eeuw kunstenares werd. Ze trouwde met een diplomaat maar na vier jaar  gastvrouw te zijn geweest op de Nederlandse ambassade in Bern, ging ze in 1923 haar eigen weg. Ze liet de hulp haar koffers pakken en vertrok. Op het perron probeerde haar man Charlotte nog tegen te houden maar ze stapte in de trein, deed het raampje open en gooide haar trouwring terug naar haar echtgenoot. Van Pallandt maakt op dat moment een duidelijke keuze voor zichzelf en het kunstenaarschap.
Via de vrije academie in Lausanne krijgt ze het advies om naar Parijs te gaan, haar favoriete stad. Ze zei hierover: ‘Je bent er een nummer, niemand kent je, niemand weet van je adellijke afkomst, van je verleden als gescheiden vrouw, je bent er anoniem en zo kun je je helemaal geven’. Gezelligheid en comfort waren volgens haar grote vijanden van creativiteit. Enkele kunstenaars richten een eigen academie op waar ze les volgt van de kubistische kunstenaar André Lohte. De lessen zijn van doorslaggevende invloed. Vooral zijn compositielessen blijken een openbaring. De leerlingen moeten een model in diverse standen bestuderen en op basis daarvan een constructietekening maken. Na een jaar stopt ze met de lessen omdat ze bang is te veel onder de invloed van Lhote te komen.
Door de Frans – Russische beeldhouwer Akop Gurdjan maakt ze kennis met beeldhouwen. Als ze in 1927 terugkomt in Nederland zetten de beeldhouwers Toon Dupuis en Albert Termote haar verder op dit pad. In de periode 1927-1933 pendelt ze op en neer tussen Nederland en Parijs waar ze onder invloed komt van Charles Despiau die haar waardevolle dingen leert over het portret en de verhoudingen tussen hoofd t.o.v. de hals. Hierna besluit tot WO II in Parijs te blijven waar ze veel leert van Charles Malfray die haar leert een tekening te vertalen naar een driedimensionale compositie. In 1937 neemt ze deel aan het Nederlandse paviljoen op de Wereldtentoonstelling in Parijs. Ze exposeert met het beeld Serge, het portret van haar neefje. Ze wint de tweede prijs maar vanwege de uitbraak van WO II keert ze terug naar Nederland.
In 1943 wordt haar flat in de Zeestraat in Den Haag door de NSB geconfisqueerd waarna ze naar een ateliercomplex in Amsterdamse Zomerdijkstraat verhuisd. Een klein geluk bij een ongeluk: Ze maakt kennis met andere, later beroemde beeldhouwers als  Fred Carasso, Paul Grégoire en Piet Esser. Van Pallandt vraagt aan Carasso om een goed model. Dat werd Truus Trompert die voor vele andere kunstenaars al eerder poseerde. Ze zou een doorslaggevende rol spelen in het oeuvre van Van Pallandt. Talloze tekeningen en ‘Truusbeeldjes’ passeren de revue. ‘Ze was ideaal voor me, elk van haar houdingen was een beeld. Er was iets dartels in de Truus-verbeeldingen, de beweging van wat leeft en ademt.’ Ze ondertekent echter ook de ariërverklaring en wordt daarmee lid van de Kultuurkamer. Na de oorlog werden de leden streng bestraft met een expositieverbod. Pas in 1948 mag Van Pallandt weer exposeren.
In 1953 krijgt ze de opdracht (prov. Gelderland) voor een portret van koningin Juliana op basis van foto’s. Ze vond het een ‘erg saai’ en typisch staatsieportret met een diadeem en een neutrale expressie. Ze zoekt contact met Juliana en na een kop thee zei ze: ‘Ze zag er ineens totaal anders uit! Veel mooier, veel interessanter dan al die staatsiefoto’s. Ik ben direct naar huis gereden en heb het échte portret gemaakt.’ Het nieuwe portret zorgt voor een doorbraak in haar werkwijze. Ze kiest niet voor de gelijkenis maar juist voor haar blik of visie op de persoonlijkheid. Eind jaren 50 krijgt ze de Prix de la Critique van de internationale vereniging van kunstcritici. Opvallend want op dat moment wint de abstracte kunstrichting terrein. Toch schuwt Van Pallandt naast de figuratie ook de abstractie niet: ‘Ik heb wel abstracte elementen in mijn beelden gebruikt, maar ik ben altijd bij de mens gebleven. Als iemand interessant is verveeld het toch nooit.’
In de jaren 60 creëert Van Pallandt haar eerste monumentale buitenbeelden in steen. Eenvoudig en architectonisch van vorm. De beelden symboliseren sterke vrouwen, met stevige en monumentale lijven. De serie naakten die ze maakt van haar model Truus zijn inmiddels legendarisch door de expressiviteit, zelfverzekerdheid en vitaliteit die ze uitstralen. In 1963 wordt ze benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau en krijgt ze in 1966 de opdracht voor een monumentaal beeld van Koningin Wilhelmina voor de stad Rotterdam. In 1967 verhuist Van Pallandt naar de Beeklaan in Noordwijk en in het Haagse Kunstmuseum opent in 1968 de eerste belangrijke retrospectieve tentoonstelling van haar werk.
In de decennia erna zouden vele andere prijzen en onderscheidingen volgen net als het instellen van de Charlotte van Pallandt prijs. De laatste tentoonstelling tijdens haar leven was in 1995 in Museum Beelden aan Zee. Ze wil eigenlijk niet meer exposeren: ‘Want ik heb geen nieuwe dingen meer en je kunt niet altijd met oud werk komen aanzetten. Onlangs heb ik het vroege werk van Mondriaan gezien. Het is niet te geloven hoe mooi dat is. Ik wou dat ik er honderd jaar bij had, dan zou ik helemaal de andere kant op gaan. Dan zou ik hoe langer hoe abstracter worden. Dat trekt mij ontzettend aan. Maar ik heb mijn leven nu eenmaal op deze manier opgebouwd, dat verander je niet meer. Het leven is veel te kort voor een beeldhouwer. Veel te kort. Voor je het weet ga je alweer dood.’ Vele beeldhouwers bereiken een zeer respectabele leeftijd. Check het maar eens. De koningin van de Nederlandse beeldhouwkunst sterft op 30 juli 1997 in Noordwijk, 98 jaar oud.