Sculptuur van de maand

Elke maand schenken we aandacht aan één sculptuur en beeldhouwer in Nederland. Uit de openbare ruimte, privé collectie of musea.            We lichten de sculptuur en biografie van de beeldhouwer toe en laten we zien hoe divers de Nederlandse beeldhouwkunst is. Ter inspiratie, hoop of misschien wel troost.

oktober 2024

Adriaen de Vries

Bacchant – 1626

 

Adriaen de Vries – Bacchant – 1626

In 2014 werd het onmogelijke mogelijk. In zeer korte tijd werd door verschillende kunstfondsen en particulieren een enorm bedrag bij elkaar gebracht. Uiteindelijk zou de aankoop een wereldwijd veilingrecord voor oude beeldhouwkunst opleveren! Voor de Bacchant van Adriaen de Vries werd 28 miljoen dollar betaald.

De weg die de Bacchant heeft afgelegd is niet helemaal duidelijk. Pas een eeuw na het gieten in 1626, duikt het beeld op in Slot Sankt Martin im Innkreiss in Oostenrijk. Op een gravure uit 1720 is de binnenplaats met het beeld te zien. Alleen niet als Bacchant maar als Atlas, de drager van het hemelgewelf. Dit had een connectie met de toenmalige eigenaar: de familie Colonna von Fels. In hun familiewapen staat een zuil die het hemelgewelf torst. Om het beeld en familiewapen compleet te maken werd er een wereldbol toegevoegd. Dat is de reden waarom het beeld eerder een Atlas was en nu een Bacchant. Als je goed naar de prent kijkt, zie je een binnenplaats met het beeld van De Vries. Ander technisch bewijs is dat de bol een andere legering (brons samenstelling) heeft en niet goed past in het beeld. Er zat was ruimte tussen de handen en de bol. Daarnaast zijn er klassieke motieven als druiven, een panfluit en krans op zijn hoofd van bladeren die wijzen op een sater of bacchant.

Als opdrachtgever komen twee mannen ervoor in aanmerkingen: Hans de Witte, daarover later meer en Karl von Liechtenstein. Hij was onderkoning van Bohemen en na de keizer de machtigste man in het rijk. Adriaen de Vries werkte voor Rudolf II in Praag. Deze was een kunstkeizer en hof van kunstenaars en wetenschappers om hem heen. De Vries heeft enkele zeer indrukwekkende beeldengroepen voor de keizer gemaakt zoals de Herculesfontein in Augsburg. Von Liechtenstein had al eerder beelden bij de Vries besteld en hij was bezig met het creëren van een nieuw paleis in Praag compleet met een beeldentuin. Beide mannen overlijden helaas kort na elkaar en het beeld is nooit geleverd. De inboedel en het huis werd geveild ten behoeve van de nabestaanden. De Vries was kinderloos, weduwnaar en zijn broer(s) verkregen alles. Het beeld kan als autonoom worden gezien omdat er niet een grote opdracht bekend was. De bacchant kan je zien als een versiering van een kleine fontein op een binnenplaats of een Praagse paleistuin. Met dit gegeven komt Hans de Witte als opdrachtgever in beeld. Hij was hoofd van de Munt en verantwoordelijk voor de geldzaken van de keizer.  Veel van zijn winsten investeerde hij in huizen, landgoederen en zelfs mijnen. In 1626 kocht hij een wijngaard vlak buiten Praag, hetzelfde jaar als het beeld werd vervaardigd. Ook al verkocht hij de wijngaard al in november 1626, later kocht hij alsnog twee grote stukken grond naast elkaar die het kleine- en grote paradijs heetten. Hierna volgde een huis dat ernaast lag met een tuin. Gezien het thema van Bacchus is het daarom waarschijnlijker dat De Witte het beeld van De Vries kocht. Tragisch genoeg stortte enkele jaren later zijn geldimperium in elkaar en verdronk hij zichzelf in de waterput. Aannemelijk is dat de bacchant toen is verkocht en bij de eigenaar terecht is gekomen waar het 100 jaar later werd ontdekt. De Bacchant heeft na aankoop tijdelijk in de eregalerij van het Rijksmuseum gestaan.

TECHNIEK

Materiaal:
Brons

Maten:
108 x 47,5 x 58,5 cm
(zonder sokkel)

Plaats:
Rijksmuseum – zaal 2.3

Bacchant tijdelijk op Eregalerij Rijksmuseum

Bacchant met Globe -later toegevoegd

Detail: panfluit & druiventros

Bacchant op binnenplaats
Schloss Sankt Martin im Im Innkreiss

Ets: ca.1720

Adriaen de Vries (1556-1626)

Adriaen de Vries werd geboren in Den Haag. Zijn vader Pieter Willemsz. de Vries was een apotheker en een vooraanstaand man. Er is weinig bekend over zijn jeugd en hoe hij beeldhouwer werd. Er zijn twee versies: Een zwager was goudsmid en mogelijk dat deze Adriaen voor dit ambacht heeft opgeleid. Als Adriaen zich in Florence vestigt, staat het beroep goudsmid bij zijn inschrijving. Een andere idee is dat een beroemde beeldhouwer Willem van Tetrode (1525-1588) terugkomt naar zijn geboortestad Delft en de Vries waarschijnlijk bij hem in de leer is geweest. Dit is helaas niet aantoonbaar maar de levens vertonen opvallende overeenkomsten waar beide beeldhouwers hebben gewerkt. In de Nederlanden van de 16e eeuw waren de omstandigheden niet ideaal voor een jonge beeldhouwer. Dit is een land van schilders en de opkomende reformatie – minder opdrachten – speelde ook een rol. Een seculier mecenaat voor de beeldhouwkunst was er bij de geboorte van De Vries amper. Naast het gebrek aan opdrachten trok de studie van de oudheid in Italië en vertrok De Vries naar Florence. Hij ging in de leer bij een van de beste beeldhouwers van zijn tijd: de beroemde beeldhouwer Giambologna (1529-1608) Wellicht heeft de Vries aanbevelingen meegekregen van van Tetrode. Giambologna was de hof-beeldhouwer van de Medici en een meester in het gebruik van brons. Onder zijn begeleiding raakte De Vries bedreven in de ‘lost-wax’ techniek (cire perdue), een oude giettechniek die perfect paste bij het creëren van gedetailleerde en complexe sculpturen. In Florence ontwikkelde De Vries tot een zeer ervaren beeldhouwer en modelleur van bronzen beelden.

In 1586 aanvaard De Vries een betrekking in Milaan bij Pompeo Leoni. Er zijn weinig stijlkenmerken van Leoni in het werk van De vries terug te vinden. Tegelijk had Leoni een prestigieuze opdracht voor het Escorial in Madrid waar De Vries aan meewerkte. Dit zou uiteindelijk leiden naar zijn eindbestemming: het hof van Rudolf II in Praag. Hier trad De Vries in 1601 in dienst van keizer Rudolf II, die een fervent kunstverzamelaar was en een bloeiende hofcultuur creëerde in Praag. Hij werd benoemd tot hof-beeldhouwer en werkte aan talrijke projecten voor de keizer, waaronder standbeelden en fonteinen voor het keizerlijk paleis. Een van zijn bekendste werken uit deze periode is de spectaculaire Herculesfontein in Augsburg. Dit imposante werk toont zijn talent voor anatomisch nauwkeurige en expressieve figuren. Hij maakte daarnaast kleinere bronzen beeldjes en bustes, die geliefd waren vanwege hun finesse en verfijnde afwerking. Zijn werk in Praag had een enorme invloed op de Europese beeldhouwkunst en werd zeer gewaardeerd door verzamelaars en andere kunstenaars.

Na de dood van keizer Rudolf II in 1612, verloor De Vries zijn belangrijkste opdrachtgever. Hij vestigde zich uiteindelijk in Augsburg, waar hij werk vond in dienst van lokale opdrachtgevers en gemeentelijke overheden. Hij bleef grote bronzen fonteinen en standbeelden maken, waaronder de Neptunus- en de Mercuriusfontein in Augsburg. Hoewel Adriaen de Vries tijdens zijn leven beroemd was, raakte zijn werk na zijn dood in 1626 in de vergetelheid. Zijn sculpturen werden in musea bewaard, maar lange tijd ondergewaardeerd. In de 20e eeuw werd zijn werk herontdekt en herkend als een hoogtepunt van de barokke beeldhouwkunst. Vandaag de dag is oeuvre te bewonderen in musea zoals het Rijksmuseum in Amsterdam en het Louvre in Parijs, en zijn ze belangrijke werken binnen de Europese kunstgeschiedenis. Zijn invloed is vooral zichtbaar in de manier waarop latere beeldhouwers brons begonnen te zien als een medium voor expressieve en dynamische kunstwerken. Adriaen de Vries wordt nu beschouwd als een van de belangrijkste vertegenwoordigers van de barokke beeldhouwkunst en een pionier in de behandeling van het menselijk lichaam in brons. Zijn bijnaam is dan ook niet voor niets: de Michelangelo van het Noorden.