Sculptuur van de maand

Elke maand schenken we aandacht aan één sculptuur / beeldhouwer in Nederland. Uit de openbare ruimte, privé collectie of musea.       We lichten de sculptuur en biografie van de beeldhouwer toe en laten we zien hoe divers de Nederlandse beeldhouwkunst is. Ter inspiratie, hoop of misschien wel troost.

maart 2024

Pacaric – What is Reborn

(1974)

 

Lika Mutal – Pacaric – What is Reborn  (1974)

 

Het oeuvre kan Lika Mutal kan zich moeiteloos meten met het werk van Charlotte van Pallandt  en Theresia van de Pandt. Weliswaar een andere stijl en benadering van het object maar buiten kijf staat dat we haar als een van de beste naoorlogse Nederlandse beeldhouwsters kunnen zien.
Midden jaren 70 woonde ze in Lima, Peru en was geïnspireerd door een primitief pré Colombiaans werktuig waar men mee schreef en wiskunde berekende. Op basis van dit gegeven maakte ze een serie beelden ‘Quipus’, uit één stuk marmer gehakte sleutel-bossen. Het Kröller-Muller Museum heeft één Quipus. Lika maakte het beeld ‘Pacaric – What’s reborn’ in dezelfde periode. Het is een beetje onduidelijk wat ze wilde uitdrukken met het beeld ‘Pacaric’ maar een stilistische vergelijking met de serie Quipus gaat wel op. Pacaric betekent oorsprong in het Quechua, een taal die wordt gesproken in Equador, Bolivia en Peru. Haar partner Gam Klutier zegt: “Lika gefascineerd was door oude stenen, het maken van beweging erin en toch de eenheid weten te bewaren.’ Dat is wat je ziet bij ‘Pacaric’, de vorm en de ring, uit één stuk gehouwen zorgen hiervoor.
Het idee van dualiteit is een alom tegenwoordig thema in Lika’s werk. Ze kwam uit Europa en woonde enerzijds in het oude Peru en het moderne New York. Die dualiteit uit zich in haar werk door ruwe, gekartelde randen naast gladde, gepolijste oppervlakken.
Recent heeft het Kröller Muller Museum ‘Pacaric – What’s reborn’  na een decennia lang bruikleen aangeschaft. Het is te bewonderen in het Aldo van Eyck paviljoen achterin de beeldentuin. De wanden dragen een transparant dak, waardoor het licht gefilterd binnenkomt en ‘Pacaric’ volledig tot haar recht komt. Hier een mooie reportage van haar huis / atelier in Lima – Peru en interview met haar man Gam Klutier die over Lika haar werk verteld.   

TECHNIEK

Materiaal beeld :
Travertijn

Afmetingen beeld:
72 x 131 x 39 cm

Plaats:
Kröller Muller Museum
Aldo van Eyck Paviljoen

Pacaric – What is Reborn (1974)

Lika & Maestro Balbin

Dochter Aziyadé bij Pacaric

Monument ‘Het oog dat huilt’ Lima – peru

Lika Mutal (1936-2016)

 Lika Mutal – Vermeulen werd geboren in 1936 in Geldrop als derde van de twaalf kinderen van de kunstschilder Piet Vermeulen en pianiste Lia Schlaghecke. Lika groeide op in Bilthoven en ging naar het Bonifatius college in Utrecht. Van jongs af aan voelde ze een grote artistieke drang. Het grote gezin en hierdoor weinig controle, gaf haar die vrijheid dit te onderzoeken. Ze wilde naar de toneelschool maar sloot zich eind jaren 50 aan bij het ABC cabaret van Wim Kan & Corry Vonk.

Op het station in Haarlem ontmoette ze Sylvio Mutal, diplomaat van de UNESCO, die als een blok voor haar viel. Ze trouwden in 1962 en verhuisden twee jaar met haar twee dochters naar Colombia waar ze een poppentheater opzette en de kunstacademie volgde. Waren de poppen eerst figuratief, later werden deze meer abstract. Ze besefte  dat het geen poppen waren maar sculpturen. Toen Silvio Mutal werd overgeplaatst naar Lima, Peru ging ze naar de kunstacademie. Voor Lika was het land een schok met sterke contrasten. Een arm land met een oude cultuur dat snel veranderde. Een ongerepte natuur met aan de ene kant ondoordringbare regenwouden en hoge bergen. Aan de andere kant een ruige woestijn waar de stille oceaan tegen beukt. Het nodigde uit tot onderzoek en groei. Als mens maar ook een zoektocht naar nieuw materiaal. Ze ontdekte oude steentechnieken die met moderne technieken werden vermengd. ‘Een steen tegenover een vrouw, mijn lichaam als instrument kwam tot leven,’ zei ze hierover. Peru had het landschap dat later voort desemde in haar werk. 

Op de kunstacademie groeide ze verder onder bezielde leiding van de Italiaanse directeur Anna Maccagno en meester steenhouwer Don Juan. Hij leerde haar de liefde voor steen én beeldhouwen zonder handschoenen. Na de academie begon ze in 1972 voor zichzelf. Don Juan leerde haar te ‘luisteren’ naar de stenen en het verplaatsen als ze deze vond in de woestijn. Door de subtiele kleurverschillen in het travertijn, verlangde ze naar meer kleur in haar werk. Ondertussen kreeg ze lovende kritieken na tentoonstellingen in Amsterdam en Parijs. Ze bleef op afstand van de kunstscene. Te veel invloeden zouden haar verlammen,. Dat was ook de reden om niet helemaal de pré Colombiaanse natuur in te duiken. In Cuzco werd ze overdonderd door de architectuur en leerde het haar een levenslange les. Ze zei: ‘Cuzco heeft mij geleerd dat niets in de pre-Colombiaanse kunst werd gedaan uit opportunisme, maar omdat het gedaan moest worden.
Na de eerder beschreven Quipus serie volgde series ‘the Ones’ en de ‘The Labyrinths’. Sinds 1983 exposeert ze in Nohra Haime gallery in New York en woonde ze daar afwisselend voor de periode van een half jaar. Ze zei: ‘Net als Peru, New York heeft iets ruigs, onafgewerkt en dit nodigt uit tot om ermee te werken. In beide plaatsen is heel veel creatieve energie. Ik kan wegzinken in de natuur van Peru maar voel de zweep of druk van New York.’ Conceptuele kunst was leidend in NY en dit bracht een kleine crisis omdat de materie, zo belangrijk voor haar, leidend was. Het gaf haar werk een rauw randje wat het voorheen niet had. De keuze voor graniet als materiaal zorgde voor meer kleur, gladder oppervlak en verticaliteit in haar werk. Die verticaliteit kom je middels de architectuur veelvuldig tegen in NY. Een moeizaam gevonden balans tussen natuur en cultuur, twee hoofdbronnen van haar werk. In 2004-2005 maakte ze in Lima het werk El ojo que Llora / The Eye that Cries, dat namen bevat van ruim 30.000 slachtoffers van terreur in Peru. Ze ontving hiervoor in 2007 de Jose Maria Arguedas-prijs. Lika Mutal overleed in 2016, op 80-jarige leeftijd. Peter de Waard schreef een necrologie in de Volkskrant: ‘Haar beelden kenmerken zich door ruwe gekartelde randen en glad gepolijste vlakken. Ze zijn uitingen van de dualiteit van het Peruviaanse landschap: de mooie stranden versus de karkassen die er te vinden zijn.’ Beter had hij haar vakmanschap en kunde niet kunnen verwoorden.